De vier personen die eergisteren in Spanje werden gevat omdat ze eind januari een pop ophingen van Real Madrid-aanvaller Vinicius Junior, hebben een stadionverbod gekregen. Dat heeft een rechtbank in Madrid donderdag besloten.
De vier verdachten, die na hun voorlopige hechtenis voor de rechter zijn gebracht, zijn op borgtocht vrijgelaten en mogen zich tot nader order tijdens voetbalwedstrijden niet "binnen een straal van 1.000 meter" van een La Liga-stadion begeven. Dat was het verdict van de rechtbank van Madrid.
Het verbod geldt ook voor het trainingscentrum van Real Madrid in het noordoosten van de Spaanse hoofdstad, waar de pop met de beeltenis van Vinicius werd gevonden.
De arrestaties kwamen er twee dagen na een nieuw incident met de razendsnelle Braziliaan. Op bezoek bij Valencia (1-0-verlies) zondag kreeg de aanvaller te maken met racistische beledigingen van de thuisaanhang. Dat leidde tot een golf aan verontwaardiging in binnen- en buitenland.
De vier personen die dinsdag werden aangehouden worden beschuldigd van een "haatmisdrijf", een categorie van criminele overtredingen in Spanje waaronder racistische incidenten vallen.
De politie voegde eraan toe dat drie van de vier beschuldigden deel uitmaken van een ultragroepering van "een Madrileense club". Eind januari, een dag voor de stadsderby tussen Real en Atletico in de Copa del Rey, werd een pop met het shirt van Vinicius aan een brug opgehangen. Boven de pop hing een banner met het opschrift: "Madrid haat Real".
Na het incident werd meteen een onderzoek geopend door de Spaanse politie. Aan de hand van getuigenissen konden de vier personen gevat worden.