De voetbalclubs uit de Premier League hebben deze transferperiode 815 miljoen Britse pond (ruim 922 miljoen euro) uitgegeven. Dat is bijna een verdubbeling van het record van 430 miljoen pond uit januari 2018. Dat meldde accountantskantoor Deloitte woensdag.
Het record werd vorige week dinsdag al verbroken. In de resterende dagen liep het bedrag flink verder op, onder meer door de overgang van de Argentijnse middenvelder Enzo Fernández, voor 121 miljoen euro van Benfica naar Chelsea.
Chelsea, wiens koopwoede deze winter niet gestild raakte, is verantwoordelijk voor meer dan een derde van de uitgaven van de Engelse clubs.
In de vier andere grote competities (Spanje, Italië, Duitsland en Frankrijk) daalden de transferuitgaven juist, van 396 miljoen euro in januari 2022 naar 255 miljoen euro nu.
De voorzitter van La Liga, Javier Tebas, beschuldigt de meerderheid van de Premier League-clubs van "economische doping".
Op Twitter schreef hij: "We lezen over de kracht van de Premier League, maar zo is het niet. Het is een competitie die gebouwd is op clubs die miljoenen verlies maken."