De eerste week van Roland Garros is nog niet achter de rug en er blijven nog maar 2 Spaanse spelers over: Carlos Alcaraz en Paula Badosa. Tenniscommentator Dirk Gerlo zoekt uit hoe het kan dat een land dat decennialang gedomineerd heeft op gravel nu plots last lijkt te hebben van bloedarmoede.
Op het moment van schrijven, en eigenlijk al sinds vorige maandag, heerst er een beetje een begrafenisstemming in Spaanse tennismiddens.
Oké, het stof rond de nederlaag van Rafael Nadal is al wel wat gaan liggen, maar is er meer aan de hand? Want: maar 2 Spanjaarden in de derde ronde van hun meest succesvolle toernooi! Spanje in vrije val
Roland Garros was immers gedurende ruim 30 jaar zeg maar een Spaanse enclave in hartje Frankrijk. De Spaanse vrouwen met eerst Arantxa Sanchez (2 eindzeges) en daarna Garbiñe Muguruza, maar vooral de mannen met Sergi Bruguera (2 titels), Carlos Moya, Albert Costa, Juan Carlos Ferrero en natuurlijk Rafael Nadal (14 stuks) grossierden in de titels.
Telkens waren er ook meer dan een handvol achtste -en kwartfinalisten bij de vrouwen en de mannen.
Maar gaat het nu dan de verkeerde richting uit? Er stonden nog wel 14 Spanjaarden rechtstreeks op de hoofdtabel , 8 mannen en 6 vrouwen, maar alleen Carlos Alcaraz en Paula Badosa geraakten tot in de derde ronde. Van de 9 Spanjaarden in de kwalificaties geraakte er maar één op de hoofdtabel.
Overigens, dat Badosa in de derde ronde geraakte is een half mirakel. De Catalaanse heeft zware rugproblemen en geraakte alleen maar door inspuitingen met cortisone speelklaar. Badosa heeft elke training, elke wedstrijd schrik dat ze niet meer verder kan.
Maar om de opvallende knik in resultaten te duiden: het is al van 1983 geleden dat er in dit stadium van de competitie (de derde ronde) nog maar 2 Spanjaarden meer overbleven. Wat is er aan de hand? Is er iets aan de hand?
Veel toernooien, maar minder spelers
Aan competities waar de Spanjaarden in eigen land kunnen deelnemen om zo ervaring op te doen, punten en centen te vergaren is er geen gebrek.
Zo zijn er 3 ATP- en 4 WTA-toernooien. Er staan dit jaar 15 challengertoernooien op de kalender en op nog lager internationaal niveau hebben de mannen 41 en de vrouwen 42 ITF-toernooien.
De jeugd kan in eigen land terecht in 28 Europe junior tour events, in 8 nationale jeugdcircuits. Weinig landen bieden meer kansen.
En aan tennisacademies waar je de knepen van het vak kunt leren is er ook geen gebrek. Roland Garros-winnaars Rafael Nadal, Juan Carlos Ferrero en Sergi Bruguera hebben hun eigen centrum, net zoals een handvol andere ex-profs.
Het probleem lijkt op het eerste gezicht deelname aan de sport. Als je op de officiële cijfers afgaat kiezen de Spanjaarden, en dus vooral de Spaanse jeugd, eerder voor een andere tak van sport dan tennis.
Voetbal blijft het meest populair, maar ook wielrennen, zwemmen, atletiek, turnen, padel (maar dat is geen verrassing) scoren opvallend beter.
In absolute cijfers heeft Vlaanderen zelfs een pak meer tennissers met een licentie dan Spanje. Op dit moment heeft Vlaanderen 125.000 tennissers met een licentie, in Spanje zijn er geen actuele cijfers, maar de Spaanse federatie had eind 2023 iets meer dan 91.000 tennissers met een licentie. Opvallend, want in de glorieperiode van Rafael Nadal waren dat er ook ‘maar’ 110.000.
Carl Maes vanuit Spanje: "Totaal ander systeem"
Carl Maes, de ex-coach van vooral Kim Clijsters, is nu al een paar jaar de directeur van het ‘Sotogrande Racket Center’ in Andalusië. Hij voelt daar geen onrust over de slechte resultaten aan de Porte d’Auteuil. Het is een momentopname.
De filosofie over hoe je een speler opleidt verschilt in Spanje duidelijk van de manier van denken en werken in bijvoorbeeld België, Nederland of Duitsland. Er is geen alarmfase rood.
Zegt Maes: “Niemand ligt hier echt wakker van de resultaten in Parijs. Om te beginnen, de federatie werkt op een andere manier. De RFET heeft niet de budgetten van andere grote federaties."
"Er is bijvoorbeeld wel een trainingscentrum in Sevilla, maar er is geen gecentraliseerde aanpak en de meeste spelers worden gevormd in de privé-academies. Daar bemoeit de federatie zich niet mee."
"En die academies hebben allemaal hun eigen filosofie. Het basisprincipe is wel: ‘Mañana, mañana’. Morgen, morgen. Hier te interpreteren als: heb geduld.“
“Spelers mogen groeien op hun eigen ritme en daarom is er geen paniek “, zegt Maes. “Nummer 1 van Spanje zijn op je vijftiende betekent niets, daar kraait geen haan naar."
"Jaren geleden werd Carlos Boluda door zijn topresultaten van jongs af aan een carrière zoals Rafael Nadal voorspeld. Het is er nooit van gekomen. Carlos Alcaraz kwam pas echt op de radar toen ie als 17-jarige zijn eerste challengertoernooien won.
En we spreken niet over de uitzondering op de regel, maar een man bereikt in tennis normaal zijn topniveau op 27 jaar, een vrouw op 25 jaar.
Kijk even naar de klassementen bij de jongeren, de -12, de -14, de junioren, daar ga je niet al te veel Spanjaarden in de internationale rankings vinden.”
Niemand in Spanje ligt wakker van de resultaten in Parijs.
“Vergeet ook niet: tennis is een sport waar je vroeg mee moet beginnen en waar je pas laat de vruchten van de geleverde arbeid plukt."
"In vaktaal : ‘early development, late maturation’. Ik ken de opleiding in België of Nederland en andere goed gestructureerde landen in West Europa. Ik maakte er deel van uit."
"Daar moet je op jonge leeftijd al aan bepaalde criteria, door de federaties opgelegd, voldoen. Indien niet, dan kan je bijvoorbeeld uit de opleiding vallen, financiering verliezen."
"België doet het op dat vlak, met het gegeven potentieel trouwens erg goed. In Spanje is dat anders. Hier is er geen financiële steun op jonge leeftijd van de federatie. Op jonge leeftijd is het tennis minder uitkomst-resultaatgericht."
"Overigens, Italië heeft ruim 10 jaar geleden besloten om het Spaanse systeem te kopiëren, met op dit moment heel veel succes."
Waarom minder "actieve spelers" dan in Vlaanderen?
Maar wat dan met die aansluitingen bij de federatie? Meer actieve tennissers in Vlaanderen dan in heel Spanje?
"Die 85.000 in Spanje geeft toch wel een vertekend beeld “, zegt Maes. "We hebben heel veel jongeren die hier aangesloten zijn bij een club, maar die daarom nog geen lid zijn van de federatie."
"Die federatie houdt dat ook niet zo in de gaten, dat is helemaal anders dan in een pak andere landen. Er zijn ook een pak clubs die een goede werking hebben, met goede lokale coaches, maar die geen lid van de RFET zijn."
"Je mag dus niet zomaar afgaan op de naakte cijfers. Het aantal tennissers ligt veel hoger dan het aantal aangesloten leden. Er zijn in Vlaanderen misschien leden van de federatie die nauwelijks wedstrijden of toernooien spelen."
"Van die 85.00 0 of 90.000 in Spanje zijn er mogelijks 65.000 die elke dag twee keer trainen en wekelijks toernooi spelen. Daarom, het is moeilijk om op basis van de getallen een oordeel te vellen."
En dus, geen paniek in de Spaanse tenniswereld: mañana, mañana!
Dirk Gerlo