De schaatswereld lijkt wel in de ban van een nieuwe schaatstechniek. Eén hand op de rug in het bochtenwerk maakt tegenwoordig plaats voor beide handen op de rug. De uitleg is simpel: met de aangepaste houding zou je sneller over het ijs glijden, maar is het wel voor iedereen zo hapklaar?
In Hamar wordt vanavond het WK afstanden op gang geschoten. De schaatsers zetten er hun beste beentje voor en houden tegenwoordig hun beide handen en armen op hun rug.
"Dat klinkt heel gek", zegt ook Erben Wennemars, analist bij de Nederlandse openbare omroep en meervoudig wereldkampioen en olympisch medaillewinnaar.
"We schaatsen al 100 jaar en sporadisch zag je mensen met hun beide armen op hun rug schaatsen, maar nu doet bijna iedereen het."
De verklaring is doodeenvoudig: tijdswinst en aerodynamisch voordeel. Op het ijs is de luchtdruk namelijk de grootste tegenstander.
"Er worden races door gewonnen en onderzoeken tonen aan dat die techniek sneller, aerodynamischer en comfortabeler is. Je blijft makkelijker in je houding."
Iemand als Bart Swings is hier voor gemaakt. Hij zal dit enorm toejuichen en zal het zeker toepassen.
Volgens Wennemars kan er op de 5.000 meter 1 of 2 seconden winst geboekt worden. "Het is eigenlijk overgewaaid van het skeeleren, waar het heel veel wordt gedaan."
"Veel van die atleten zijn nu schaatsers, zoals ook Bart Swings. Iemand als Swings is daar voor gemaakt. Hij zal dit enorm toejuichen en zal het zeker toepassen."
Moeten we dan niet rekening houden met meer valpartijen in de bochten? "Je moet je door de bocht wringen", legt de Nederlander uit.
"Je gebruikt je arm om richting te geven. Je linkerarm ligt altijd op je rug, met rechts kies je de richting."
"Met beide handen op de rug moet je bovenlichaam de bocht indraaien. Het ziet er wat knullig uit en je moet handiger zijn, maar het is comfortabeler. Want in de vermoeidheid kan je dan je techniek vasthouden."
Mogen we het dan een kleine (r)evolutie noemen? "De ouderwetse en traditionele schaatsers zullen het er moeilijk mee hebben."
"De huidige tendens is dat de lichtere types - het zijn bijna wielrenners - snel zijn op de 5 en 10 kilometer."
"Iemand als Sven Kramer was fantastisch, maar hij was een traditionele en zware schaatser. Hij zou er moeite mee hebben gehad."