Van losse medewerker voor alles en nog wat tot vaste wielercommentator
Ik ben als losse medewerker gestart in 1990. Mijn eerste opdrachten waren van een onwaarschijnlijke diversiteit: voetbalwedstrijden van de Duitse en Engelse competitie; repo’s ter plaatse van rolstoelbasketbal tot veldlopen; af en toe interviews bij matchen. In het begin deed ik raar of zelden wielrennen.
Terwijl ik wel van kindsbeen geïnteresseerd was in wielrennen. Ik wilde "coureur of dokteur" worden. Het is geen van beide geworden. Al ben ik kort bij de koers gebleven.
In de zomer van 1990 waren we volop bezig met de Mondiale in Italië. We luisterden dan naar het commentaar van Dirk Abrams, Rik Desaedeleer en Frank Raes. Maar tussen het voetbalgeweld door spraken we ook over wielrennen.
Met Mark Vanlombeek babbelden we uren over de koers. Ik denk dat die toen gemerkt heeft hoeveel ik ervan kende. Ik kende alle data. Zo kon ik uit het hoofd alle winnaars van de Ronde van Vlaanderen opzeggen.
Een paar maanden later kreeg ik telefoon om mee in de koers te stappen. Zo geschiedde. Ik heb het jaren gecombineerd met commentaar bij het voetbal. Het rechtenpakket was toen bijlange zo groot nog niet. Na 1996 werd het pas een fulltime job.
Stijf van de stress bij olympische wegrit in 1992
Mijn eerste koersreportage is een van mijn leukere momenten. Ook al stond ik toen stijf van de stress. In 1992 werd ik uitgestuurd als commentator naar de Olympische Spelen in Barcelona. Ik deed er de wegrit.
Voor het eerst dat verlammende gevoel van er alleen voor te staan. Daar leverde ik commentaar bij de zege van Casartelli. Dat was een bijzonder geanimeerde koers. Armstrong was er ook al bij. Hij werd toen tiende.
Moment van schaamte?
Had ik het geweten, dat had ik een totaal andere stelling genomen tijdens de Tour van 2000 tot 2008. Ik begon fulltime als commentator in 2000. Mocht ik de edities opnieuw doen in de waan dat ik de waarheid zou kennen, ik zou ervoor tekenen. Het is niet dat ik ervan wakker lig, maar ik word er niet gemakkelijk van als ik eraan terugdenk. Je hebt toen toch de loftrompet gestoken over zijn uithalen. Je draagt toch een stukje mee schuld.
Retro 1992: Casartelli behaalt olympisch goud in Barcelona
De drie topmomenten van commentator Wuyts:
Uit de koers: WK 1996 (Museeuw) en 2005 (Boonen) en Ronde 1999
Toen we begonnen aan ons karwei in Lugano 1996 had niemand van ons nog moed in een wereldtitel. Zowel ik niet als mijn cocommentator Dirk De Wolf. Ook de wereldtitel van Tom Boonen in 2005 in Madrid was even verrassend.
Maar de strafste ervaring was in 1999. Met Vandenbroucke, Museeuw en Van Petegem. Op 3 km van het einde geef ik de opdracht om de gezichten van de kopgroep in beeld te nemen. De grimas van Museeuw, de hoop van VDB en ten slotte Van Petegem. Die ziet waarmee ik bezig ben en die is zo pienter dat hij in mijn aangezicht kijkt, en knipoogt: “Dat is hier in orde, ik win dat hier.”
Uit het schaatsen: Angenent wint laatste Elfstedentocht
Zeker onvergetelijk - vanwege eenmaligheid - was commentaar geven bij de laatste Elfstedentocht. We hadden een idee: “Onthoud dit, want het kan de eerste en de laatste keer zijn. Dat is ook gebleken.”
Het is gelijkaardig aan wielercommentaar, een rechtstreekse die zich verplaatst van A naar Z. Dat feeërieke van het nachtspektakel, dat werkt op je in. Je beleeft alles, al was het maar een uur.
Angenent wint, maar wat me bijblijft is Piet Kleine. Vijfde. Hij had een stempelpost gemist en kreeg het mythische Elfstedenkruisje niet. Ik ging die toen interviewen. De gelatenheid waarmee hij dat nam, is onuitgegeven.
Uit het voetbal: Zuid-Korea-Portugal op WK 2002 in Zuid-Korea
Misschien wel de strafste beleving was in Zuid-Korea. Waar ik commentaar gaf bij Zuid-Korea tegen Portugal. Ik begreep in de wedstrijd tegen Portugal waarom Zuid-Korea verrassend in de halve finale geraakte.
In de eerste plaats was er al de imposante politiemacht in en rond het stadion. Dat maakte indruk. Maar tijdens de match ging bij het balbezit van de Portugezen 80.000 man murmelen. De Portugezen waren niet in staat nog één deftige bal af te leveren. Dat was bevreemdend, alsof er "invaders" over het stadions neergedaald waren.
Na de match ging ik nog op zoek naar een visrestaurant. Ik had nog niet gegeten. Al kon ik het verschil niet maken tussen een verkoopszaak en een restaurant. Ik klampte een jonge vrouw aan om me te helpen. Ze gidste me naar een restaurant en hielp me zelfs met de menukaart. Daarna verliet ze de zaak.
Maar het strafste van al: toen ik wilde afrekenen, bleek dat ze de rekening betaald had. Wat ik onthield: als je je kwetsbaar opstelt, word je onmiddellijk geholpen.
Daar heb ik ervaren: het eenzaamste bestaan is commentator zijn, buiten het gezichtsveld van de Belgen, in een vreemd land. En dan nog in de provincie. Daar waar men geen andere taal spreekt. Dan zijn er avonden dat je je afvraagt of je gaat janken of blij moet zijn dat je dit mag doen.
En de komende 10 tot 15 jaar?
Nog even veel werkvreugde als diegene die ik nu ervaar. Ik heb daar nog niets aan ingeboet. Zelfs al gaat het - van alle franjes ontdaan - over daar gaan zitten met Paul (Herygers). En dan zonder één glas naar huis. De werkvreugde is groter dan in mijn beginjaren, omdat de stress helemaal weg is.