Tijdens de groepsfase van dit EK presenteerde de Squadra Azzurra zich als een duur Italiaans maatpak. Kreukvrij, heerlijk om naar te kijken en echt vakwerk. Maar tegen Oostenrijk kwam er een eerste vlek op de stof. Een SWOT-analyse van Italië, vanuit het oogpunt van de Rode Duivels.
Sterktes: de (bijna) onklopbare verdediging
Wereldrecords zijn zeldzamer in het voetbal dan in de atletiek. Straf dus dat Italië er op dit EK eentje wist te breken door zijn reeks zonder tegendoelpunt te verlengen tot 1.168 minuten.
Alle lof voor de defensie van Italië is dan ook terecht. De verdienste van Roberto Mancini, die zonder catenaccio toch een moeilijk te veroveren burcht bouwde.
Het credo van de ploeg gaat uit van een snelle balrecuperatie met hoge pressing. In balbezit schuift één van de flankverdedigers (meestal Spinazzola) voortdurend heel hoog mee naar voren. De back wordt zo een vierde aanvaller, die een overtalsituatie moet creëren.
Wanneer Italië de bal niét heeft, trekt de “Muur van Mancini” zich op. De formatie transformeert dan naar een 4-5-1. De centrale verdedigers (meestal Chiellini en Bonucci) verdedigen dicht bij elkaar om het centrum gesloten te houden.
Voor het duo vormen de 3 middenvelders een eerste afweermuur. Verratti (of Locatelli), Barella en Jorginho gedragen zich daarin als pitbulls die jagen om de bal zo snel mogelijk te veroveren. Mocht iemand toch door de dubbele gordel geraken, is er nog altijd doelman Gianluigi Donnarumma.
Zwaktes: inconsistente Immobile
Paolo Rossi, Roberto Baggio, Christian Vieri, Filippo Inzaghi... Het verleden van de Italiaanse nationale ploeg is doorspekt met legendarische spitsen.
Eentje van dat kaliber loopt er niet rond bij deze generatie. Ondanks zijn fenomenale cijfers bij Lazio was Ciro Immobile lange tijd geen certitude voor Roberto Mancini.
De coach experimenteerde met Moise Kean, Fabio Quagliarella, Andrea Belotti en zelfs Federico Bernadeschi. Om uiteindelijk toch bij Immobile uit te komen, die voor zijn land veel minder dodelijk is dan voor zijn club.
Ondanks de 2 doelpunten in de groepsfase van het EK zweven nog altijd twijfels rond de goalgetter.
Kansen: Oostenrijk kraakte code al
Anderhalf jaar bleef de kluis op slot. Geen tegenstander die erin slaagde om Italië écht in de problemen te brengen. Tot Oostenrijk afgelopen zaterdag: het eerste vlekje op het maatpak van Italië.
In de 1/8e finale slaagde Oostenrijk erin om het slotje te forceren. Meer bepaald door Leonardo Spinazzola, dé sleutelpion, aan banden te leggen.
Cruciaal daarin was de rol van Konrad Laimer. De rechterflankspeler van de Oostenrijkers liet zich niet overrompelen door zijn Italiaanse tegenstander. Laimer zat Spinazzola op de huid en voelde uitstekend de momenten aan waarop hij zelf de vrijgekomen ruimte kon benutten.
Het zorgde ervoor dat Oostenrijk meerdere keren de kans kreeg om voor een stunt te zorgen. De rechterflank van de Rode Duivels moet vrijdag in staat zijn om hetzelfde te doen.
Bovendien wordt het voor Italië de eerste wedstrijd in lange tijd tegen een tegenstander van formaat. De foutloze kwalificatiecampagne was er eentje met een dolend Bosnië-Herzegovina als lastigste tegenstander.
En ook in 2020 speelde Italië geen échte referentiematch. In de Nations League waren de marges tegen Polen en Nederland flinterdun.
Bedreigingen: opletten voor supersubs
Een luxeprobleem is het. Roberto Mancini moet dit EK al constant moeilijke knopen doorhakken omdat er op meerdere posities spelers in balans liggen.
- Marco Verratti of Manuel Locatelli?
- Matteo Pessina of Nicolo Barella?
- Domenico Berardi of Federico Chiesa?
- Andrea Belotti of Ciro Immobile?
Het maakt het voor Roberto Martinez moeilijk in te schatten in welke gedaante Italië zal verschijnen. En de Italianen die niét starten, vallen meestal hypergemotiveerd in om het ongelijk van Mancini te bewijzen.
Een gevaarlijk wapen op het einde van slopende wedstrijden. Kijk maar naar Chiesa en Pessina tegen Oostenrijk, die van de bank kwamen en het verschil maakten.