La Liga heeft woensdag de salarisplafonds van hun profclubs voor het seizoen 2021-2022 bekendgemaakt. Real Madrid, dat zijn loonlimiet ziet stijgen tot 739 miljoen euro, voert de lijst aan. Barcelona ziet zijn salarisplafond dalen met bijna 300 miljoen euro, tot 97 miljoen.
Het salarisplafond, dat elk seizoen meermaals wordt aangepast, is het bedrag dat de clubs met hun loonmassa niet mogen overschrijden. Anders wachten er financiële sancties.
Het wordt berekend op basis van het verschil tussen de inkomsten (reclame, verkoop van spelers, sponsorcontracten, televisierechten, abonnementen, kaartverkoop, wedstrijdpremies, etc.) en de structurele kosten (salarissen van niet-sportief personeel, exploitatiekosten, aankoop van spelers, etc.).
Barcelona, dat al zwaar in de schulden zit, heeft zijn salarisplafond zien dalen van 382 miljoen euro in januari tot 97 miljoen euro, volgens cijfers van het orgaan dat het profvoetbal in Spanje beheert.
Real Madrid op eenzame hoogte, Valencia zowaar laatste
Real Madrid daarentegen sloot vorig seizoen af met winst, ondanks een inkomstentekort van 300 miljoen euro als gevolg van de coronapandemie, en kent een opmerkelijke verhoging van het salarisplafond.
Terwijl het vorig seizoen 468 miljoen euro bedroeg, is het plafond van de club van Rode Duivels Eden Hazard en Thibaut Courtois dit seizoen gestegen naar 739 miljoen euro. Dat is veruit het hoogste bedrag in La Liga, voor Sevilla (200 miljoen euro) en Atlético Madrid (171 miljoen euro). Barça staat op plek 7.
Een andere opvallende conclusie is de daling voor Valencia. De club, die ook in ernstige economische problemen verkeert, zag zijn salarisplafond met 72 miljoen euro dalen ten opzichte van vorig seizoen en heeft met 30 miljoen euro de laagste loonlimiet in La Liga, achter bescheiden clubs als Cadiz, Alavés, of Elche.