Het International Olympisch Comité (IOC) verandert van koers als het gaat over de regels voor trans- en intersekse-atleten. Het zal zelf geen criteria meer opstellen voor die atleten om in competitie te mogen uitkomen, maar reikt de internationale sportbonden een kader aan waarbinnen ze eigen regels mogen opleggen.
Na een consultatieronde van twee jaar en meer dan 250 personen is het IOC tot het besluit gekomen dat het onmogelijk is om uniforme regels op te stellen waarbij zowel de mensenrechten als de sportieve gelijkheid gerespecteerd worden.
"Het is aan de internationale sportbonden om uit te maken of en hoe een atleet disproportioneel bevoordeeld kan zijn binnen de natuur van elke specifieke sport", luidt het in een mededeling.
Het IOC is in het verleden al twee keer van koers gewijzigd als het gaat over de deelname van hyperandrogene atleten als de Zuid-Afrikaanse loopster Caster Semenya of transgenderatleten als de Nieuw-Zeelandse gewichthefster Laurel Hubbard.
Vanaf 2003 moesten transgenderatleten een operatie ondergaan om nog in wedstrijd te mogen uitkomen. Vanaf 2015 verschoof de focus naar de testosteronniveau's en konden atleten in competitie treden als ze door middel van medicatie hun waarden onder een bepaalde grens hielden.
"Maar er is geen wetenschappelijke consensus over de manier waarop testosteron prestaties beïnvloedt", zegt Magali Martowicz, de verantwoordelijke voor mensenrechten binnen het IOC.
Om de internationale sportbonden te helpen heeft het IOC tien basisprincipes opgesteld die als leidraad moeten dienen voor de regelgeving. Het wordt nog een lastige klus om een evenwicht te vinden tussen principes als "inclusiviteit" en "onrechtmatig competitief voordeel".