Spring naar de inhoud

Michel Wuyts kiest voor de kassei van Knaven uit 2001: "De ene vriend is de andere niet"

Michel Wuyts kiest voor de kassei van Knaven uit 2001: "De ene vriend is de andere niet"
 zo 12 april 2020 11:16

Er zal zondag niemand een kassei de lucht insteken in Roubaix. Het blijft stil in het Bos van Wallers. Daarom dook Michel Wuyts opnieuw in zijn geheugen en daar viste hij de editie uit 2001 op. Een zege voor Servais Knaven. Beleef het nog eens mee.

Bekijk het verslag van Parijs-Roubaix uit 2001

Een kleine geschiedenis

Wilfried en Ludo waren jeugdvrienden. Ze kenden elkaar door en door. Wilfried was bedachtzaam en niet vies van een geintje. Ludo was van het onbesuisde type. Hij dook als keeper van Exelsior Vorst blind in schietgrage voeten. De rede en het risico. Ze vulden ze elkaar aan.

 

De twee teerden daarnaast op hun lange adem. Moe was een verwaarloosbaar gevoel. Sprak voor zich dat wielrennen ze op het lijf geschreven was. Ze sloten zich allebei bij de fameuze Balen Bicycle Club aan en waren er snel uitblinkers. Ludo en Wilfried werden zelfs Belgisch kampioen in de ploegentijdrit over 100 kilometer en maakten het in internationale ontmoetingen specialistenteams uit het Oostblok verdomd moeilijk.

 

Waar de zonen koersten, trokken de vaders naar de kroeg. De families gingen zelfs samen op reis. De technisch begaafde Wilfried leerde Ludo skiën. Of eerder een aanverwante sport. Daar waar Wilfried zwarte pistes sierlijk en bochtenrijk nam, koos Ludo voor de kortste weg. Stokken onder de oksels, achterwerk de hoogte in en jodelend richting dal. Dat hij tien keer viel en vijf sparren ontwortelde, nam Ludo er grimassend bij. Als hij maar voor zijn makker in de après-ski was.

 

Ludo en Wilfried bleven al die jaren trainingspartners. Honderden koffies hebben ze genuttigd, bij Frans, in taverne Sas 6 aan het kanaal. Op oudejaarsdag mocht dat trappist zijn. In grote mate. Zo groot dat Wilfried van de momenten van slapte van Ludo misbruik maakte. Toen die laatste het pand verliet, bleek zijn fiets in geen velden te bespeuren. Bleek dat Wilfried het tuig tot het kleinste vijsje gedemonteerd en alle onderdelen in het Kempense groen verspreid had. Enfin, die vriendschap tussen Wilfried Peeters en Ludo Dierckxsens kon effenaf niet stuk.

Nog een kleine geschiedenis

De feiten en de overlevering leren dat Wilfried Peeters dienaar was van Johan Museeuw. Waar de leeuw vocht, brulde ook de panter een eindje mee. In de koers heerste en verdeelde Museeuw, in het dagelijkse leven merkwaardig genoeg niet. "Waar gaan jullie dit jaar met vakantie, Wilfried? En mogen wij eventueel mee?" Een etentje, een weekend, een stadsbezoek, een reis naar een ver eiland, ... Peeters wikte en beschikte, Museeuw onderging.

 

Sprak voor zich dat Peeters voor zoveel arbeid en geregel naar een sportieve beloning snakte. Gent-Wevelgem ’94 was een begin. Parijs-Roubaix moest de finale toemaat zijn. Ik bezocht huize Peeters in december van 2000 en daar viel mij onmiddellijk het gat in salonruimte op. Leeg, maar in volle verwachting.

 

Stonden in de twee niches ernaast: een brozen kassei van het jaar ’98 en zilveren uit het jaar ’99. Het was zonneklaar dat voor niche drie goud voorzien was. "Ge meugt het weten, maar zegt het nie op televies", sprak Wilfried bezwerend. Derde na Ballerini en Tafi in ’98, tweede na Tafi in ’99.

 

Ook voor eerzuchtige Italianen had Wilfried zijn kansen gedwee geofferd. Van die mannen was hij in ieder geval af. Na teveel gekrakeel met collega Crespi had Lefevere Mapei vaarwel gezegd en zijn Vlaamse kern bij Domo ondergebracht. Ballerini en Tafi waren over hun top heen. De tijd was nooit rijper. Bij Domo leefde maar één credo: "Wij geloven in en mikken unisono op Wilfried."

 

Peeters wist wat hem te doen stond. Van ver gaan. Van heel ver. Zich spiegelen aan de afstand van een ploegentijdrit, maar die dan wel afleggen in eenzaamheid. Niet simpel, maar te doen. De grootste kasseispecialisten zaten immers in zijn kamp. 

De koers

De hel was een hel. Alleen in ’73, die van Merckx, was ze genadelozer. De hemel had alle vocht op Noord-Frankrijk uitgegoten, de velden hadden massa’s aarde aan de straten geschonken. Parijs-Roubaix 2001 was een grote glijpartij van Solemnes tot de aankomst op de velodroom. Alsof blubber en plassen niet volstonden, speelde ook de wind een vuil spel. Driekwart tegen.

 

De onderneming moest een verschrikking worden. Nog voor Solemnes lag de boel al compleet uiteen. Brard, Voigt, De Jong en de piepjonge Chavanel reden twee minuten voor het peloton uit. Nou ja, peloton. Een pakket van een man of 15, meer waren het er niet.

 

Domo heerste. Met vier stuks. Architect Museeuw bouwde met gezag het plan Peeters uit. Wereldkampioen Vainsteins en Servais Knaven bepaalden mee het ritme. In dat uitgelezen groepje artiesten peddelde kundig ene Sven Nys. Een streling voor het oog zoals hij zich op de bultruggen in evenwicht hield.

 

Voor ruim een kwart van de tijd op kop: Ludo Dierckxsens. Met die lange wentelslag van hem, de prominente neus parmantig in de wind, zichtbaar genietend van het labeur. Zoals hij dat op de Vlaamse heuvels deed.

 

"Ludo, Ludo, Ludo", klonk het toen uit 1000 kelen. De magische dreun van de eeuwwisseling. Ludo werd er high van. Peeters vond het allemaal reuze. Op 140 kilometer van het eindverdict gleed hij Dierckxsens voorbij en stak ostentatief de wijsvinger op. "Hé mannen, ik ben ‘m vandaag."

 

De vier leiders vielen als zwerfstenen van hun Himalaya en de Domo's verhoogden het tempo met de schacht van Arenberg in zicht. Op de eerste hectometers van die brok onzin vielen enkelingen op een hoopje. Wat verder sloeg Gaumont tegen het porfier. Zijn fiets schoot voor wielen. Die van Nys. De reflex van de Brabander was fenomenaal. Hij onttrok zich op de zwaar aflopende rand aan de aarde die daar heks heet en kwam galant en zonder snelheidsverlies neer. Fabuleus. Zijn aanwezigheid moet dan al voor onrust
gezorgd hebben.

 

Vooraan stoomde Hincapie door. De winnaar van Gent-Wevelgem verslikte zich in een steen, gleed de berm in en maakte plaats voor de snuivende panter. Wilfried Peeters vloog in het ongerijmde en was op 85 kilometer van Roubaix alleen. Zie daar de vroeg voltrekking van het plan. Restte die ene onzekerheid: hoe zouden Peeters chassis en koetswerk dit verdragen?

Wat ben je als je zo'n aanbod weigert? "Een sportieve mens?", "Neen, een ezel"

Johan Museeuw

Wat ging dat aanvankelijk goed. Wilfried nam twee minuten. De Domo’s glipten naar elke achterwiel. Museeuw lonkte over zijn slijkbril en zag dat zijn discipelen vakwerk leverden. Hij grinnikte net niet hardop van de binnenpret. Leed hij in al zijn machtsbesef aan zinsverbijstering. Leidde zijn grandeur tot onzin? Feit was dat hij zich ter hoogte van Nys liet afzakken en uitkraamde: "Wat doe jij hier nog snotneus? Gij zit hier niet op uw plaats, verdwijn." Nys kromp ineen, maar verbeet nog een poos de verbale aanslag.


Museeuw trok weer naar voor en zou zich stilaan op een nieuwe tussenkomst moeten voorbereiden. Dat hij twee keer lek reed, deerde hem nauwelijks. Peeters denderde over de kopse stenen van Orchies, Mons-en-Pévèle en Cysoing. Dat ging nog goed. Alleen het rendement bleef beperkt. Hij liep voor geen sikkepit uit. Zoveel status quo moest een reden hebben. Een naam. En die luidde: Ludo Dierckxsens.


Ludo had van jeugdsentiment en medelijden geen last. Hij dreunde in eigenwijsheid – of was het in strikte sportiviteit – zonder omzien aan de kop en kreeg alleen zo nu en dan hulp van Hincapie. Ludo ramde zoals hij skiede. Hij woekerde in roekeloosheid. Dat nu precies vriend Peeters zijn mikpunt was, deerde hem niet. Genieten zou hij.

 

Zijn gedrag noopte Museeuw tot een drievoudige ingreep. Daar gleed hij een eerste keer naast Ludo en riep hem een bedrag toe. Ludo schudde van neen. Kwam Museeuw een tweede keer en deed een  verdubbeld aanbod. En nog schudde Ludo koppig van neen. Sneed een getormenteerde Museeuw een derde keer naast Ludo, met het drievoud van som één. Ludo schudde jandorie nog hardnekkiger van neen.


"Ik wou graag winnen", zei Ludo me later in oprechtheid. "Als je zo’n aanbod krijgt en je weigert, wat ben je dan?", vroeg Museeuw me. "Een sportieve mens", antwoordde ik. "Neen", repliceerde Museeuw, "dan ben je een ezel."

 

Enfin, de Ludo, hij werkte voort. Hij schudde Nys en een deel vermetelingen af en liep Peeters in op Carrefour de l’Arbre. Wilfried was te moe om te ontwaren welke onverlaat hem dat gefikt had. Bleven nog in de vuurlijn: vier Domo’s, Hincapie, Wesemann en Dierckxsens.


Op het ogenblik dat alles in gereedheid gebracht werd voor de vernietigende aanval van Museeuw, reed die voor een derde keer lek. Ook nu sloot Museeuw na een forse inspanning aan. In de korte poos van herstel, besefte vriend Knaven dat daar zijn enige kans lag. Hij ging hard op 10 kilometer en greep de gouden kassei die op Peeters wachtte.

 

Knaven werd de 5e Nederlandse winnaar in de geschiedenis, Museeuw sprong naar de tweede plaats en Vainsteins won de sprint voor de derde. Lefevere glunderde andermaal als plaatsvervangend winnaar bij het aanschouwen van dat volle Domo-podium. En Peeters? Hij werd vijfde. En Dierckxsens? Na Peeters, met doorgezakte schouders, zesde. 

Epiloog

Renners wasten zich toen nog in de aftandse douches naast de velodroom. Daar wachtte ik ze met een cameraploeg op. Kwam Wilfried Peeters naar me toe: "Wie heeft er achter mij gereden?" De trek om zijn mond was nooit wranger. "Hincapie en Ludo", prevelde ik. Peeters liet iets als "smeerlap" ontglippen.

 

Stopte een fractie later Dierckxsens. Peeters’ rood aangelopen ogen schoten vuur: "Ge zijt bedankt he, maat." Waarop hij gromde en de eenzaamheid zocht.

 

Ik leerde die dag dat zelfs een vooraf doordachte koers niet volkomen maakbaar is. En dat het stuk spatten van een jongensdroom een wig drijft tussen vriendschap. In de openbaarheid voor een tijd. Diep binnenin voor altijd. 

Michel Wuyts