In onze nieuwe reeks van Sporza @school staan vernieuwingen in de sport centraal. In deze eerste aflevering kijken we naar de introductie van de buitenspelregel en hoe dit zowel een zegen als een vloek is gebleken.
Regel tegen goaltjesdieven
Het voetbal zoals wij het nu kennen ontstond iets meer dan 150 jaar geleden in de Engelse kostscholen. In de eerste versies van het spel werd al snel duidelijk dat er een oplossing gezocht moest worden voor goaltjesdieven die voor het vijandige doel bleven hangen. Die oplossing was de buitenspelregel.
De eerste buitenspelregel bestond erin dat een aanvaller met de bal aan de voet steeds 3 tegenstanders (1 keeper en 2 veldspelers) voor zich moest hebben.
In de allereerste reglementen stond ook dat een voorwaartse pass verboden was, een regel die we nu nog altijd in het rugby zien. In combinatie met de strenge buitenspelregel zorgde dat ervoor dat de spelers vooral begonnen te dribbelen, omdat het geven van passen ontmoedigd werd.
Van 3 naar 2: een wereld van verschil
De echte revolutie kwam er in 1925. Dat seizoen waren er in Engeland, dat nog altijd de toon aangaf in het voetbal, opmerkelijk veel wedstrijden die op 0-0 eindigden.
Dat was lang ondenkbaar geweest, ook al omdat er in die tijd met hyperaanvallende opstellingen werd gespeeld. Maar het voetbal was plots saai geworden en de fans haakten af.
Een kleine aanpassing van de buitenspelregel deed wonderen. In plaats van nog 3 tegenstanders voor de bal te moeten houden, volstonden nu 2 tegenstanders (doorgaans 1 keeper en 1 veldspeler). Plots vielen de doelpunten weer als rijpe appelen uit de lucht.
Voetbal wordt weer saai, regel wordt weer aangepast
Tot 1990 bleven de regels min of meer ongewijzigd. Hier en daar was er nog eens een nieuwigheid (je kunt niet buitenspel staan op je eigen helft, je kunt niet buitenspel staan bij een inworp,...), maar er kwam pas echt een nieuwe omwenteling in 1990.
Opnieuw lag saai voetbal aan de basis van die wijziging. Het WK in Italië blonk uit in defensief spel, met weinig doelpunten. Er werd in eerste instantie ingegrepen door in te voeren dat een speler pas buitenspel staat als hij voorbij de verdediger is. Gelijke hoogte was vanaf dan geen offside meer.
Niet veel later werd ook de regel ingevoerd dat je actief aan het spel moest deelnemen om buitenspel te kunnen staan. Dat zorgde aanvankelijk voor enkele verwarrende situaties.
Een beroemd voorbeeld zagen we op het WK van 1994, in de match tussen Brazilië en Nederland. Romario slentert vanuit buitenspelpositie terug, maar op dat moment ontsnapt zijn spitsbroeder Bebeto aan de Nederlandse val. De fase wordt niet afgevlagd en Bebeto kan zijn doelpunt vieren met zijn iconische wiegbeweging.
WK 1994: Romario "misleidt" de Nederlandse verdediging
Buitenspel: een zegen, maar ook een vloek
De laatste jaren is men aan de buitenspelregel blijven sleutelen, steeds met het idee om de aanvallende partij te bevoordelen. Maar hierdoor nam de controverse alleen maar toe.
Ook de komst van de videoref of VAR heeft de discussies rond buitenspel niet uit de wereld geholpen. Wat bedoeld werd als een zegen voor het voetbal blijkt dus nog altijd vaak een vloek te zijn.