In aflevering 3 van het derde seizoen van Wereldrecord wordt er teruggeblikt op Belgische tennisgeschiedenis. De focus wordt gelegd op het legendarische duel dat Kim Clijsters en Justine Henin uitvochten in de halve finale van Roland Garros in 2001. Maarten Vangramberen analyseert de cruciale factoren van de wedstrijd.
1. Spelen op gravel
Nog voor er tegen één bal werd gemept, was Justine Henin eigenlijk al in het voordeel.
En daar heeft de ondergrond alles mee te maken.
Door de ruwheid van het gravel botsen tennisballen gemiddeld 24 centimer hoger dan op hardcourt en gaan ze ook een stuk minder snel.
Dat is in het voordeel van de spelers die op finesse en techniek willen spelen, zoals Henin. Hardcourt is dan weer beter geschikt voor tennissers die op power willen spelen.
2. Het handelsmerk van Henin
"De backhand van Justine is heel uitzonderlijk", zegt Bart De Keersmaeker, technisch directeur van Tennis Vlaanderen.
"Ze speelt haar backhand namelijk éénhandig."
"De éénhandige backhand is erg technisch en wordt zelden aangeleerd aan de jeugd. We zien dat soort backhand nog nauwelijks."
"Een voordeel is wel dat de slag veel meer bewegingsvrijheid geeft. Daardoor kun je meer snelheid maken en meer effect aan de bal geven."
3. Mentale sterkte
Een tennisspeler op topniveau is niet alleen tactisch en fysiek in orde. Als je wil presteren moet je ook mentaal sterk en weerbaar zijn.
Kim Clijsters verloor de eerste set met 2-6 tegen Henin, maar wist zich - dankzij haar mentale kracht - terug in de wedstrijd spelen.
"Ook topspelers twijfelen en maken fouten", zegt Clijsters.
"Het verschil is dat zij op een positievere manier tegen zichzelf praten. Ze zijn hun negatieve kantjes heel goed de baas."