Ga naar de inhoud

Gezien in De Kleedkamer: "Tot je bloed plast" en "Ik zou in hoop stront gesprongen zijn"

 do 9 april 2020 07:35
De Kleedkamer - Athene 2004

Topsporters gaan diep in een wedstrijd, maar verleggen ook hun grenzen op training. Dat blijkt uit de getuigenissen van de Belgische ex-judoka Robert Vandewalle en de Nederlandse ex-zwemster Inge de Bruijn in De Kleedkamer: Athene 2004.

Robert Vandewalle is met een gouden én een bronzen medaille een van de weinige Belgen met meer dan 1 olympische medaille. In De Kleedkamer legt de judoka uit hoe hij als jonge man de stap naar de wereldtop heeft kunnen zetten.

 

"Ik vroeg aan Anton Geesink (Nederlandse judoka die goud won in Tokio 1964, red) wat ik moest doen om de wereldtop te halen. Hij zei dat ik naar Japan moest. Ik was toen 16 of 17 jaar oud en ik ben dan naar Tokio gegaan."

 

"We gingen daar trainen en daar staan 200 judoka’s van 30, 35 jaar. En die zijn allemaal beresterk en hebben veel ervaring. Je krijgt daar een pak slaag van ’s ochtends tot ’s avonds", zegt Vandewalle. "Als je niet wint in het zwemmen, stap je gewoon uit het water. Maar in het judo word je links en rechts gegooid. Tot je bloed plast."

 

"Die Japanners wurgen je 7 keer op 1 training. Je klopt af en dan lachen ze je uit. Ik ben daar vernederd tot en met. Je staat onder de douche tegen jezelf te praten dat het wel goed zal komen. Dat maakt je hard."

 

En als je een blessure had? "Wij hadden een mirakelmiddel: de natte doek", lacht Vandewalle. "Pijn aan je hoofd? Een natte vod erop. Pijn aan je knie? Natte vod erop. Om erbij te horen moest je die weg afleggen. Nadien is dat allemaal verbeterd."

"De man die ik klopte in de finale is nu mijn beste maat"

De Bruijn: "Ik zou in een hoop stront gesprongen zijn"

Net als Robert Vandewalle ging ook Inge de Bruijn tot het uiterste op training, zeker onder haar Amerikaanse trainer, Paul Bergen. "Zonder hem was ik geen olympisch kampioen geworden. Hij ging voor mij door het vuur en dan doe je dat terug."

 

Ondanks dat ze gekwalificeerd was, liet De Bruijn de Olympische Spelen van Atlanta links liggen door motivatieproblemen. "Maar in de VS bij Paul kreeg ik de passie terug. Toen ging het roer om: ik stond om 4.30u op en ik ging om 9u naar bed."

 

"Ik trainde 8 uur per dag, van touwklimmen tot een uur hardlopen. Dat vond ik vreselijk, maar ik deed het wel. Alles wat hij zei, deed ik. Als ik in een hoop stront had moeten springen van hem, dan had ik dat ook gedaan."

"Plots zat ik naast Boris Becker in de eetzaal"